De EcoQuaestor-elementenclassificatie en de uitwerking daarvan naar een elementenbestek zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Aansluiting bij veelgebruikte classificaties (NEN 2699 en Nlsfb) voor snelle acceptatie.
  • Gebruikmaken van de STABU-standaard 2012 met alle bijbehorende knowhow en administratieve gereedschappen.
  • Gebruikmaken van de werksoortenspecificaties (kortteksten) van de STABU-catalogus.
  • Aansluiten bij de elementenstructuur van NEN 2699, en daarmee aansluiten op het bouwkundig/ economische besluitvormingstraject dat voorafgaat aan een bouwopdracht.
  • Gebruikmaken van de EcoQuaestor-database met recepten van technische oplossingen waarmee NEN 2699 en STABU2 gekoppeld worden.
Enerzijds is EcoQuaestor ontwikkeld vanuit de behoefte van bouwkostendeskundigen om hun elementen-kostenspecificaties aan STABU-regels te koppelen en anderzijds om deze informatie als basis voor bestekken te kunnen gebruiken. Het uiteindelijke doel is om continuïteit in het planontwikkelingsproces te bereiken voor architecten (BIM), bouwkostendeskundigen én bestekschrijvers. De EcoQuaestor-classificatie wordt thans al toegepast in Kubus Stabu, een softwarepakket dat geschikt is voor zowel het opstellen van een traditioneel STABU-bestek als voor het opstellen van een elementenbestek dat aan BIM gekoppeld kan worden. Kubus Stabu werkt in principe met elke elementenclassificatie om de STABU-werksoortspecificaties (kortteksten) aan bouwdelen te koppelen in een elementenbestek, maar zeker met de meegeleverde catalogus van EcoQuaestor.

  • Element versus technische oplossing
Het is van belang het onderscheid tussen een element en een technische oplossing te zien. De technische oplossing is in de vroege fasen van het ontwerp vaak nog niet heel concreet maar wordt in de loop van het ontwerpproces steeds nauwkeuriger afgebakend. De definitieve afbakening vindt plaats bij het opstellen van het bestek.


Voorbeeld uitwerking element: wandopening.
Photo by Ryan Morrison cleaned cropped. (cc)

Photo by Ryan Morrison (cc)


  • Functionele versus technische / oplossingsgerichte benadering
Een veel gehoorde misvatting is dat een elementenbenadering enkel een functionele benadering zou zijn, terwijl traditioneel STABU een technische/ oplossingsgerichte benadering biedt. In de opzet van EcoQuaestor wordt niet aangestuurd op een functionele/ prestatiebeschrijving. Per functioneel element wordt een aantal (in traditionele STABU-kortteksten omschreven) voorbeelden gegeven van technische oplossingen voor dat element, waaraan bouwkosten, onderhoudskosten en milieulasten kunnen worden verbonden.

Voorbeeld uitwerking element
Een wandopening:
  • Het element is ‘31 Buitenwandopeningen’, onderdeel van de elementcluster ‘1D Gevel (afbouw en afwerking)’.
  • Het subelement is ’31.41 Buitenkozijn kozijn’, met andere woorden de vaste profielen met hun verbindingen en aanverwante onderdelen, ook wel kozijnframe genoemd. Hiervan is nog niet vastgelegd wat de materialisatie is of om welke maatregel het gaat.
  • Dan volgt de technische oplossing:31.41.20-120 Buitenkozijn kozijn aanbrengen meranti’. Hier wordt in het kort aangegeven wat er gebeurt met betrekking tot het subelement: het wordt aangebracht en wel op basis van een meranti-kozijn.
  • In de bijbehorende STABU-kortteksten wordt vervolgens nader uitgewerkt aan welke specificaties dat meranti-kozijn moet voldoen.
De technische oplossing ‘31.41.20-120 Buitenkozijn kozijn aanbrengen meranti’ is geen juridisch sluitende eenheid. Die ontstaat pas na de uitwerking van de omschrijving in STABU-kortteksten.
De keuzes die de gebruiker maakt bij het uitwerken van de kortteksten zijn uiteraard van invloed op de definitieve inhoud die hij aan de technische oplossing geeft. Hij heeft daarover in het ontwerpproces afspraken gemaakt of suggesties gewekt, die van invloed zijn op de begroting. Hij weet wat in het ontwerpteam verwacht wordt ten aanzien van de uitwerking van verschillende elementen. Ondertussen heeft de kostendeskundige een voorlopige specificatie gekozen als referentie voor zijn begroting van deze technische oplossing. Meestal zal de basisreferentie uit EcoQuaestor gebruikt worden: ‘31.41.20-121’ NB. Het laatste cijfer (1) van deze code wijkt af van het laatste cijfer (0) in de code van de besteksomschrijving. De kostendeskundige kan echter ook nog een ander cijfer als uitgang van de codering kiezen, als hij denkt dat de kosten in het specifieke geval een relevante afwijking vertonen ten opzichte van hetgeen in EcoQuaestor als kosten voor de basisreferentie staat aangegeven. Het is tenslotte aan de bestekschrijver om de definitieve inhoud van de contractomschrijving te laten aansluiten bij wat daarover in het ontwerpproces is afgesproken. Dat is een van de argumenten om na het schrijven van het bestek nog een terugkoppeling naar de kostendeskundige en andere deelnemers in het team te verlangen.